Zeven woorden

 

Mijn kinderziel heeft nooit getreurd. Nimmer heb ik overmand door verdriet in mijn kinderbedje gewoeld, tenzij wanneer een angstige vrees mij bekroop als mijn ouders samen op stap waren en hun thuiskomst op zich liet wachten. Een optrekkende benauwdheid verjaagde dan mijn kinderlijke zorgeloosheid, het wegglijden in mijn sluimer weerhoudend ondanks de nabijheid van mijn oma, wachtend op het bevrijdende geknars van de sleutel in het slot, waarna gedempte stemmen in de gang me in een mum van tijd als een wiegelied in slaap susten. Of mijn vader en moeder bij elkaar zouden blijven was geen vraag maar een zekerheid, een ankerpunt voor het touw aan de steile wand van mijn leven. Wederzijdse ongenoegens bleven ondergronds, het bereik van hun toonladder haalde met moeite een octaaf. Zelfs de maandelijks gierende hormonen in het lijf van mijn moeder gingen aan mij voorbij. Alhoewel mijn vader en moeder elkaar nooit voor onze ogen knuffelden, wisten we dat het goed zat, want hun slaapkamer was verboden terrein waar we ons nimmer mochten vertonen en als een onverlaat het al in zijn hoofd haalde om aan de deurkruk te morrelen dan werd hij met een schrille korte schreeuw teruggefloten.

“Papa en mama zijn niet meer verliefd” zou als een bom een krater geslagen hebben in mijn hoofd en mijn gedachten hebben doen uiteenspatten als kluiten modder gelijk een zwerm opvliegende spreeuwen bij het afgaan van een schot hagel uit het niets. En nadat de aarde weer bedaard is, zou mijn kinderziel beseffen dat het nooit meer zou zijn zoals het geweest was. Dan zou ik in mijn bedje tevergeefs hebben liggen wachten op de terugkeer van vroeger, op het geratel van de sleutel dat maar niet kwam, mij verward schuldig gevoeld hebben over het verdampen van hun verliefdheid, mij afgevraagd hebben waarom ze niet meer van me hielden, waarom hun liefde voor mij hen niet onverbrekelijk aaneen had gesmeed. “Papa en mama zijn niet meer verliefd”, zeven woorden die ik steeds opnieuw zou horen als een dolgedraaide langspeelplaat, die niet meer te stoppen is. Zeven woorden die mij een ongekend grote vrees zouden inboezemen, groter dan ooit tevoren. Zeven woorden die als een natte dweil mijn kinderlijke ziel zouden bedekken en haar versmoren. Zeven woorden die me zouden overmannen met een onstilbaar heimwee naar vroegere dagen van huiselijke knusheid. Zeven woorden die tot op het bot zouden knagen aan mijn zorgeloosheid en zelfs het bot niet zouden sparen. Zeven woorden die leiden naar een onbestemde toekomst langs nooit eerder bewandelde paden