Muzikale familie Ontmoeting

 

Brugge, 3 maart 2019

Het dreigde alweer een van die winderige en uitgeregende zondagnamiddagen te worden hier in Oostende, waar niets meer te te beleven valt dan te kijken hoe aangewaaide dagjesmensen proberen nog iets zinnigs van hun zondag te maken zodat die niet in het water valt zoals mijn zondag van plan was te doen. Het zijn van die zondagen waarop je de virtuele werkelijkheid van een bioscoop kunt opzoeken om in het duister het donkere weer te verdrijven, omringd door anderen die ook niets beters wisten te verzinnen dan dit om hun tijd te doden in het verschiet van de veertigdagentijd van bezinning, deze zondag voor Aswoensdag, quinquagesima. Bach heeft voor die asgrauwe zondag vier cantates gecomponeerd. Jesus nahm zu sich die Zwölfe, een vroeg werk, is er een van, voor een paar violen, een basso continuo, een hobo en een paar solisten, meer niet. Op deze zondag waarop het Matheuspassie-geile Nederland haar carnaval viert, zitten we met een handjevol mensen in het eeuwenoude kapucijnenkerkje van Brugge. Ook nu omringd door een paar violen, een orgel en contrabas voor de basso continuo, een cello en een fagot en uiteraard een koor. Zo moet het eertijds in Leipzig ook geklonken hebben, bijna driehonderd jaar geleden, kwetsbaar, breekbaar, broos, niet zoals de grote bezetting die ik nu via mijn oortjes hoor. Elise, de contrabassist, geraakte zowaar bijna in katzwijm zoals ze danste met haar mansgroot instrument. De violen vielen op alsof er valsheid in geschrifte gepleegd was in hun partituur. C'est le ton qui fait la musique, en die was goed. De gezichten van de twee dames waren de onschuld zelve. Wellicht was het een van die grapjes van Bach om ons bij de les te houden, niet in slaap te vallen op de harde kerkstoeltjes. Toen ik na afloop naar een van de twee toeliep zag ik haar denken. Was de valsheid in geschrifte dan toch iemand opgevallen? Bent u Charlotte vande Ginste vroeg ik haar? Het klonk alsof ze mee moest met een agent van de geheime brigade. Ja, antwoordde ze. Ik ben Bernard Vandeginste, en misschien zijn we familie, verduidelijkte ik mijn nogal drieste aanspreken. Toen ze zei dat haar familie van Kortrijk was en haar grootvader Leonard heette en in de Passionistenlaan gewoond had en zij beaamde dat hij kleermaker was, wist ik het zeker. We waren niet alleen familie, maar dichte familie. Mijn grootvader bleek de oom te zijn van haar grootvader Leonard. Haar vader en ik, we zijn van hetzelfde jaar, moeten nog samen gespeeld hebben tijdens een van mijn wekelijkse weekenden bij mijn grootouders in de Passionistenlaan. Mijn asgrauwe zondag was meteen opgefleurd