Nog meer mijmeringen over vroeger (2)

 

Was de Paleisstraat stil en saai, van de stad was dit het laatste wat je kon zeggen. Valeer jeunde zich in de stad. Elke straat of steeg kende hij op zijn duimpje. Was het niet naar meme dat hij ging dan was het naar de paasfoor, de Koeiemarkt, de Leie of naar de statie om naar de treinen te kijken. Die stoomlocomotieven met verre bestemmingen, Brussel, Gent of Brugge fascineerden hem. Hij kon er uren naar kijken. Hoe ze als een vuurberg ineens stoom en as uitspuugden om hun stramme gewrichten in beweging te krijgen en hun zware last van de houten wagons te torsen. Net aangekomen treinen stonden nog na te puffen van de gedane inspanningen en dorsten naar water om weer op stoom te komen. Ook naar de boten bleef hij graag staan kijken. Boten, die op het breedste stuk van de Leie keerden en door lange harpoenen van de kade afgehouden werden, of die door de sluis van de Leie naar de Vaart voeren. En toen de tv opkwam – valeer was toen een jaar of tien – en de apparaten nog zo nieuw en onbetaalbaar waren dat ze alleen nog in de etalages pronkten, kon je niet meer langs 't volk dat zich voor het raam stond te vergapen. Zóveel volk bleef staan kijken. Naar een voetbalmatch of naar den arrivé van de tour, waar je alleen maar de meet zag, want er stonden in de begintijd alleen maar vaste camera's langs het parcours. In een flits zag je de kleurrijke meute voorbij razen en dan was het gedaan. De zwart-geel-rode tricolore Stan Ockers die bijna de sprint gewonnen had of Wim van Est die in een ravijn gestort was, maar waarvan zijn Pontiac nog liep, waren het gesprek van de dag. De staminees die zo'n apparaat om het rapst wilden installeren, zaten stampvol. En wie den arrivé op de tv gemist had, kon nog dezelfde avond smullen van het etappe verslag in een gazetje, waarmee jongetjes in 't geel, flink blazend op hun schufferlinkske door de stad crosten. De tour was toen nog echt publieksvermaak. 't Volk kon zich nog eens verkneukelen aan een Tuur Decabooter, die na den arrivé schuimbekkend bleef doortrappen en van zijn velo getrokken moest worden, om hem te stoppen. We konden er niet genoeg van krijgen. 't Is wel wat anders vergeleken met nu waarbij elkeen in zijn eentje languit in zijn canapé naar een koers tuurt die dan ook nog eens door de commercie beheerst wordt. Was 't niet de ronde die 't volk op de been bracht, dan was 't wel een andere epidemie, zoals de rage over wie het langst onafgebroken accordeon kon spelen. Op weg naar meme liep valeer dan door de St. Jansstraat, waar Roger Verschelde in café Oud België aan 't spelen was. De trottoir stond vol volk, reikhalzend naar binnen kijkend om een glimp van de speler te ontwaren. Op een groot bord buiten noteerde men de tijd dat hij al speelde: 20 uur ... 40 uur … Met het vorderen van de dagen klonk de accordeon steeds monotoner. Sensatiebeluste lieden zeiden dat hij met zijn voeten in een bassin vol koud bier zat. Valeer ging elke dag kijken. Ja! Hij zat er nog. 60 uur stond er op het bord. Bij 75 stopte het geluid. Enkele dagen later probeerden nog drie tot vier accordeonisten het record te breken. Een ware epidemie was uitgebroken. De spanning bij 't volk en valeer steeg ten top toen er een was die het meer dan 100 uur uithield. Het was een bijna onmenselijke prestatie. Maar mocht die man wel naar de koer om te schijten? En hoe moest hij eten en spelen tegelijk? En hoe ging het dan midden in de nacht als 't volk sliep en hij eenzaam achterbleef? En ging hij niet stinken van 't zweet onder zijn oksels? En bleef hij dan de gehele tijd zitten, of mocht hij ook nog al spelend rondlopen? Niemand wilde iets van de agonie van de speler missen, zoals ze ook de agonie van de voortstrompelende Jezus in de H. Hartprocessie niet wilden missen. Drie rijen dik stond 't volk langs de kant van het trottoir. Valeer wist precies waar die arme boetedoener zou vallen: bij 't plein, op de markt, bij de O.L.V. kerk. Met de processie mee, liep hij van plek tot plek waar het kon gebeuren. Eerst begon de man met het kruis op zijn schouders steeds langzamer te lopen en dan gelijk een gans te waggelen, steeds dieper gebogen, totdat hij door zijn knieën zakte, toch niet viel, zich weer oprichtte en doorliep om dan opnieuw te waggelen. Zou hij nu vallen? Het kruis helde eerst vervaarlijk naar links, dan weer naar rechts, om dan op haar punt neer te komen en om te vallen, Jezus meesleurend in haar val. Als dit geen spektakel was! Welke zonde had deze pelgrim toch begaan om zulke zware penitentie te verdienen dat hij Jezus' kruisweg moest ondergaan? vroeg valeer zich af. Sommigen zeiden dat hij een moord opgebiecht had maar omdat de pastoor aan zijn biechtgeheim gebonden was, hij dit als penitentie opgedragen had. De sacramentsprocessie rond hemelvaart kon hieraan niet tippen. In plaats van een vallende zondaar liep nu de deken, in kennelijke staat van genade, in zijn brokaat kazuifel de omstanders zegenend met de gouden remonstrants van onder een rijk versierde baldakijn, gedragen door vier sterke mannen, en geflankeerd door strenge kaloten, met elk een glazen kaarsenstandaard in de hand. Het betekende het slot van de processie. De dikke rijen van kijkende mensen aan beide kanten van de straat sloten zich aaneen tot een ongeordende meute lopend achter de baldakijn. Symbolischer kon het niet: de pastoor in vol ornaat voorop met de hostie omhoog in aanbidding en 't volk gedwee er achteraan.