Insecten en Gulden Sporen

 

Insecten zijn krijgers van schoonheid   (Jan Fabre)

Kröller-Müller museum, 2011

Honderden groene, blauwe en bruine kevers staan als legers strak in het gelid in een zacht glooiend landschap van witte was. De strijd kan ieder moment ontbranden. Krijgshaftig staan ze te wachten op het klaroengeschal om elkaar te lijf te gaan. De krijgshaftigheid spreekt uit hun opstelling. De groene aan de ene kant, de blauwe aan de andere. Sommige lopen in lange slierten over de glooiende hellingen, zoekend naar hun posities. Zijn ze echt of zijn ze van plastiek, die kevers? 'Ja, het zijn echte. Hij heeft ze uit Zuid-China gehaald' weet de suppoost van het Kröller-Müller museum ons te vertellen. Dozen vol moeten het er geweest zijn. Een voor een had Jan Fabre ze met engelengeduld in drie enorme slagordes opgesteld midden in een ruime zaal, niet met een speldje vastgeprikt maar met een drupje lijm geplakt. Het lijken wel maquettes van een of ander beroemd slagveld, zoals dat van Waterloo of van de Gulden Sporen. De massaliteit van de kevers en het geduld van de kunstenaar spreken tot de verbeelding. Ik kan er naar blijven kijken. Aan de muur hangen twee grote gewaden belegd met kevers, vastgezet op kippengaas als fijn gedrapeerde gewaden van brokaat gepenseeld door de Vlaamse primitieven. Wat een kleurenpracht straalt uit het gewaad van aaneengeregen kevers, groot, klein, zwart, bruin, gespikkeld oranje, blauw, groen.... Buiten in het park, stoot ik ineens op een echt slagveld. Goud glimmende stukken harnas, helmen, knie-, been- en armstukken liggen her en der verspreid op een open plek in het bos. Hier was iets vreselijks gebeurd. Gulden sporen waren er niet meer te vinden. Waren ze weggehaald om opgehangen te worden in de Gravenkapel van de O.L.V. kerk? Hier kijk ik niet naar een kunstwerk maar ben er een onderdeel van. Ik ben een toevallige toeschouwer van een zojuist beëindigde veldslag. Ik hoor de stilte na het helse kabaal van schreeuwende mannen, hinnikende paarden, kletterende wapentuig. Alsof de Guldensporenslag zojuist afgelopen was. Een enkele kraai vliegt schreeuwend laag over. Hier hadden moedige Vlamingen de Fransen verslagen. Dit was geen kunstwerk waar ik naar keek maar ik beleefde een realiteit. De ruisende bomen waren getuige geweest van een bloedige confrontatie tussen twee legers. En nu loop ik tussen wat van hen overbleef. Getuigen van heldenmoed, strijdvaardigheid en vaderlandsliefde. De stilte van het bos na al het lawaai is des te indringender. Een passant kruist mijn pad. Ik moet me weerhouden om hem niet te vertellen over de Guldensporenslag van 1302.