Saint-Amour

 

Oostende, 11 februari 2013

Saint-Amour, een onooglijk klein dorpje in de Jura vlakbij de Zwitserse grens. Met nog geen tweeduizend inwoners zoeken jachtige stadsmensen er hun jaarlijkse moment van rust, onthaasting, tijd voor mijmeringen, overpeinzingen, bezinning, dromen. Over de Heilige Liefde bijvoorbeeld, nabij en toch ver weg. Die je steeds weer ontglipt als je denkt die gevonden te hebben. De graal van de Heilige Liefde die gezocht wordt maar nimmer gevonden. Schrijvers en dichters hebben haar door de eeuwen heen bezongen. Soms vleselijk, in alle geuren en kleuren, soms weemoedig of juist passioneel, soms verscheurend of juist teder. Gisterenavond lazen enkele schrijvers en dichters voor uit eigen werk over die onbereikbare liefde. Het speelde zich af in het theater van de Nieuwe Post. Haar donkere zaal oogt als een opengesperde oester. Het vlees vervangen door comfortabele lichtblauwe fauteuils omhuld door een bol plafond uitlopend op de sluitspier die beide helften van de oester stevig bindt. Met een langgerekte monotone soms melancholische stem lazen ze voor uit eigen werk. Over een vijfjarig naamloos jongetje dat door de zee aan het land was teruggegeven en anoniem begraven werd. Alleen hij, de dichter, kwam nog eens langs bij het graf. De stad had het jongetje drie namen gegeven. Namen die in het jaar van zijn geboorte het populairst waren. Een ervan zal wel de juiste geweest zijn. Over het meisje van de schiettent dat in het <…> van een jonge bezoeker van de kermis belandde. Nee, niet wat je denkt, niet in het <…> maar in een ziekenwagen. De jonge bezoeker had haar geraakt. Een prachtig verhaal, maar oh zo defaitistisch, fatalistisch. Waarom gaat het bij dichters altijd zo over noodlot, ongeluk, pijn, verlies. Zijn dit de enige gevoelens die tot dichten aanzetten? Of zijn dichters sowieso zwaar op de hand, tobbers, moralisten? Het lichtvoetige kwam gisterenavond alleen maar van een knotsgekke 50+ dame met accordeon. Met gespeelde liefde wist ze haar uitgebluste echtgenoot om haar vingers te winden. Daarom was een kussen een 'kus'sen, en een dekbed een 'dek'bed. Lamgeslagen door de tobbers daarvoor veerde de zaal op. Het deed me denken aan de goed geluimde versjes van Toon Hermans of van Simon Carmiggelt.

Oostende heeft er een mooie zaal bij gekregen.