Geen weg terug

 

Wat een miserabele dag. Na maanden klotsen in de waterbuidel van mijn moeder vond ik het meer dan welletjes geworden. Het was de hoogste tijd om de uitgang te zoeken, want ik bleef maar groeien terwijl ik probeerde op dieet te gaan om niet helemaal klem te komen zitten. Wat een dieet was wist ik van mijn moeder, wiens stem tot in mijn cocon resoneerde. Ook de voorraden raakten langzamerhand op waardoor ik er zeker uit moest, wilde ik niet het loodje leggen. Mijn levenslijn begon ook al in de weg te zitten en ik moest oppassen om er niet verstrengeld in te geraken want dan kon ik echt geen kant meer op. Ik leek wel een speleoloog in de touwen op zoek naar de uitgang van een onderaardse grot. Elk kleinste gat was groot genoeg als mijn lijf er maar doorheen kon. Mijn gezoek maakte zoveel tumult dat mijn moeder er onrustig van werd. Ze bleef maar rondlopen, weer gaan zitten, onverwachts haar rug strekken, vele malen erger dan toen ze op gymnastiek zat, hetgeen ook geen lolletje was. Het leek wel alsof ik op de foor in een achtbaan zat. Met al haar gedoe moest het ervan komen. Ik zat opeens helemaal vast, mijn hoofd naar beneden, mijn benen omhoog, oncomfortabeler kon mijn positie niet zijn. Wat haalde ze toch in haar hoofd? Gelukkig kon ik nog net op tijd mijn levenslijn boven mijn hoofd houden. Maar ik kon geen kant meer op. Wat een drama! Kwam er dan geen reddingsteam? Totdat ik een stem hoorde, die nieuw was voor mij. Er werd druk overlegd. Ik werd aan alle kanten betast. Het zou niet lang meer duren zei de stem. Gelukkig maar. Ineens grote paniek. Het lauwe water waarin ik me al vele maanden thuis voelde stroomde zomaar weg. Hoogste tijd om me te oriënteren. Waarheen het water vloeide moest de uitgang zijn. Mijn hoofd lag er precies voor. Dan maar zo er uit, met mijn hoofd eerst. Ik kreeg het hemels benauwd. Mijn moeder kreunde van de krampen. Mijn behuizing schudde en beefde. Persen, goed zo, nog eens, riep die onbekende stem. Het ging door merg en been. Ik raakte in paniek. Nee, dat niet. Hou toch op. Ik wil terug. Nog liever dood dan dit. Nog een gil. Mijn cocon werd samengedrukt. Ik hield het niet meer. Mijn hoofd werd door het gat geduwd. Hardhandig werd ik bij de keel gegrepen. Wat een ellende. Mijn schouders zaten klem. Ze zullen me nog vierendelen met al dat getrek. Een koud ijzer ging rakelings langs mijn gezicht. Mijn God, wat nu? Is dit de klem uit de horrorverhalen van mijn moeder? Ik kreeg er kippenvel van. Een straal bloed spoot in mijn gezicht. Het gat werd ineens groter. Nog een ruk aan mijn hoofd en ik was bevrijd. De levenslijn werd doorgesneden. Iemand greep me bij mijn voeten omhoog. Daar hing ik en rilde als een angstig beest. Dan volgde een klap op mijn rug. Met een schreeuw snakte ik naar lucht. Een dikke vinger in mijn mond deed me kokhalzen. Wat een pijniging. Had ik dit geweten. Al dat lawaai, al dat licht! Kon ik maar terug!

Voor het eerst herinnert mijn moeder zich hier niets meer van.

 

Geinspireerd op Nutshell (2016) van Ian McEwan