upper class maestro

 

Gent, 11 september 2016

Een grijs hoofd met een weelderige haardos, een beetje voorover gebogen, een licht slepende tred, een gewone, ogenschijnlijk doodgewone man loopt langzaam, bijna eenzaam, over een eindeloze betonnen vloer. Vanaf mijn plek hoog op de tribune valt de langzaam lopende heer van stand in zwart pak in het niet tegenover de enorme ruimte van de hoge hangar. Echt enorm. Helemaal van staal zoals dat hoorde in de jaren twintig. Eigenlijk had dit gebinte niet hier moeten staan, midden in het Citadelpark van Gent, maar na de wereldtentoonstelling ergens in Leopoldstad zoals Kinshasa toen heette. De kakofonie van sissende stoom, piepende remmen, krioelende zwarten vloekend onder het gewicht van loodzware koffers van chique heren in spierwit gesteven pak en tropenhelm, dát moest het dagelijkse geluid vormen onder de glazen kap waar de rook uit zuchtende locomotieven een uitweg zocht in de zengende hitte buiten. Nu had Philippe Herreweghe er zojuist de klanken van Bach laten klinken met zijn Collegium Vocale. Het orkest blijft nog enige tijd zitten onder het applaus van de Gentse upper class, terwijl de zwarte heer met grijze kop in de verte verdwijnt. Met korte ritmische bewegingen had hij zijn orkest, als een schone maagd, voorzichtig tot een muzikaal hoogtepunt geleid, terwijl het park bij het invallen van de duisternis het domein geworden was van louche types op zoek naar verborgen genoegens. Wij zoeken er onze weg naar het op dit late uur al even louche station dat het terrein geworden is van prille of juist afgebroken romances, rondhangende stoerdoenerij met tussendoor soms geluiden die eerder in het station van Kinshasa horen dan hier, het afvoerputje van de stad.