Romancier van de zee

 

Wat moet je nu doen als de mussen van het dak vallen? Rond lummelen, een boek lezen, de schaduw van het huis opzoeken, water drinken, tjilpen met de twievelingen, mijn laatste obsessie. Een cynicus zou zeggen, mussen rapen. En misschien ben ik wel zo’n cynicus, alleen al omdat ik daaraan denk. Maar geen mus te zien en ook niets te rapen, dus lees ik de Kamer van Oostende van Koen Peeters. Over twee mannen op leeftijd die elkaar regelmatig treffen in Oostende, op zoek naar Spilliaert, Ensor maar ook naar eenvoudige vissersverhalen, of zich vergapen aan de immense bouwkrater van de Ciné Rialto, het vroegere theater voor het filmfestival van Oostende. Als die krater iets van de arrogantie van de stad zou hebben dan begon die te spuwen. Het geboortehuis van Ensor in de Langestraat had al eerder plaats moeten maken voor de Nieuw Helmond. Zo gaat dat als men het patrimonium laat verloederen. Een klein steentje in de gevel herinnert ons nog hieraan. Oostende kunnen we niet verdenken van enige bescheidenheid sedert Leopold II haar uitriep tot de koningin van de badsteden, Ostende, reine des plages met haar Hippodrome, het Petit Nice en de Petit Paris met op de hoek Le Châtelet. Het moest de Parijzenaar naar Oostende lokken over spoor 62. Niemand die in de jaren zestig aanstoot nam aan de dikke mathille boven de ingang van het Kursaal. Maar nu ze languit bij een vijver ligt vinden sommigen het ineens niet meer kunnen. Voluptueuze naakten op straat worden niet meer getolereerd. Willen die twee mannen op leeftijd in dat boek nu in hun zoektocht naar verhalen rond interessante mensen trekken naar de Beau-site op de dijk, een plek die noch mossel noch vis is, een cafetaria met een kunstgalerie of een kunstgalerie met een cafetaria, zoiets. Een plaats voor mannen met strohoed en wandelstok vergezeld van hun gepoederde dame met zonneparaplu, ook als het regent. Die twee in het boek gaan hun licht opsteken bij de Oostendenaar Pennynck. Dit zou allemaal niet zo merkwaardig zijn ware het niet dat hij geen onbekende is voor mij maar een neef van mijn echtgenote, tevens zijn doopmeter. Soms spreken we hem wel eens in de bistro van de Grote Post. We wisten wel dat hij een deel van het Oostendse geheugen was en gruwt van wat er allemaal op de Oosteroever gebeurt, maar niet dat dit ook buiten de stad geweten was en zeker niet bij de Kempenaar Koen Peeters. Wat ik ook niet wist was dat hij een hoop weet over de Oostendse romancier van de zee Gaston Duribreux, en daar was het om te doen. Stefaan met zijn bonkig hoofd, kleinzoon van een reder zit vol Oostendse verhalen.