Gods bezwering
Roep maar, schreeuw maar, vloek maar “Godverdomme” daar in je vliegtuigstoeltje!
Nee …vergeet het maar, in het harnas zul je niet sterven! Liever nog de kop eraf van een onschuldige trucker dan dat jij als een held de eeuwigheid ingaat. “Paps, opa, slachtoffer van een vliegramp op 25 januari 2007”. Te mooi om waar te zijn. Van hoeveel gestorvenen zou dit gezegd kunnen worden? 'Gestorven in een vliegramp'. Niet veel in elk geval. Nee, het zou teveel eer zijn. Die eer gun ik je niet. Waarom zou ik?
Roep maar "Godverdomme!" Verwens me maar! Het helpt je niets. Je gaat sterven zoals iedereen, als een nutteloze worm, afgeschreven, uitgeleefd, en dan de put in zonder opschrift waarvoor elke passant eventjes stilhoudt. Bedenk, jouw vijf plagen zijn er nog twee te weinig. Lijden zul je. Wat dacht je? Dacht je werkelijk dat het leven een festijn was? Dat als het erom spant, ik je met een harde klap eruit zou redden? Onnozele van geest, geen denken aan. Ha, je dacht dat je het mannetje was en een heldendood zou sterven. Niets daarvan. Dit is weggelegd voor een bescheidener iemand, al moet ik een toevallig passerende trucker hiervoor opofferen.
En ... onthou dit. Je bent er nog niet mocht je dit denken. Na de zesde plaag wacht je nog een zevende. Geslagen en gegeseld zul je het ooit uitroepen "Ach, waarom die trucker en niet ik? Godverdomme, waar bleven de palen, bouwsels, hindernissen op onze weg in het veld die ons in een hellevuur als helden in het harnas hadden doen sterven?"