Dement

 

Stel je eens voor:

Je loopt op een smal pad. Het licht dringt nauwelijks door het bladerdak dat als een immense koepel de hemel afsluit. Het smalle pad trekt je steeds dieper het donkere bos in. Soms loopt het pad dood, is het overwoekerd door lange slierten groen. Dan verschijnt het weer uit de wirwar van bladeren. Na een klim volgt een afdaling. Klimmen, dalen, geen idee waarheen het je zal voeren. De weg terug is uitgewist. Er zijn geen tekenen die je herkent, geen spoor, hoe diep je ook in je geheugen graaft. Je bent de weg kwijt, raakt in paniek. Waar je vandaan komt is een raadsel. De aroma's van struiken en varens komen je tegemoet zonder dat je ze ruikt. Kraaien roepen om je heen en manen rechtsomkeer te maken. Hun geroep weergalmt tevergeefs. Je blijft stug doorlopen op het pad dat nergens toe leidt. Nu en dan gaat de koepel voor even open en laat het schrale daglicht binnen. De hemel is grijs. Je herkent een boom, hoort een kraai, ziet de weg. Je hoort het ruisen van een beek. Of was dit het ruisen van het bladerdek? Je raakt verward. De koepel is weer dicht. Je bent ingekapseld in het nu, het nu van het glibberige pad. Er is geen weg terug, er is geen verleden. Alle bomen zijn nieuw voor je. Je hebt ze nooit eerder gezien, je kunt ze niet benoemen. Is het een eik, een beuk of een berk? Je weet het niet. Je geheugen lijkt wel uitgewist. Je lichaam raakt uitgeput. Je loopt voetje voor voetje, houdt je vast aan lage takken. Alle vet van je botten is opgebrand. Je komt bijna niet meer vooruit. Je smeekt om hulp.

Hoe zou jij je dan voelen?