Mijn engelbewaarder
4 november 2014
Zonder jouw lag ik al lang en breed onder de zoden
Als klein jochie voelde ik soms aan mijn linkerschouder. Zou hij daar werkelijk zitten mijn engelbewaarder? Ik praatte er wel eens tegen. Je moet je werk wel goed doen, engelbewaarder, zei ik dan, want anders is het gedaan. Er zijn genoeg werkloze engelbewaarders die zó je werk kunnen overnemen. Hij moest ook tegen een stootje kunnen die engelbewaarder van mij, bijvoorbeeld als ik in de botsautootjes zat op de foor of met mijn fiets allerhande capriolen uithaalde tussen de tramrails. Hou je vast, zei ik dan. Maar nimmer zei hij wat terug. Een papegaai zou nog wel iets onverstaanbaars uitkramen, maar die engelbewaarder zweeg in alle talen, gaf geen enkel teken van leven. Toch gaf het me een soort gevoel van veiligheid, een gevoel van 'mij kan niets gebeuren', een geruststelling. Ze zijn zeldzaam geworden die engelbewaarders, een uitstervend ras, vervangen door talismannen en amuletten. En toch … mijn engelbewaarder heeft goed werk gedaan. Ik kan het iedereen aanbevelen om zo nu en dan zijn levensmaatje toe te spreken, al zegt ie niets terug. Goed gedaan jochie. Zonder jouw was ik er niet meer geweest. Maar ja, dan was je ook voor eeuwig werkloos geworden want niemand die nog maalt om een engelbewaarder. De meeste kennen het woord niet eens, laat staan dat ze weten wie je bent.