Konijnenverhaaltje

 

Er was eens een konijn dat bij rijke mensen woonde. Met zijn dikke, grijze, wollige vacht was het geen gewoon konijn. Moesten vele konijnen zich tevreden stellen met een klein hokje, dit konijn woonde in een verblijf met twee heuse verdiepingen. Er konden wel drie konijnen-gezinnen in wonen. Vanuit het hok keek het konijn naar een groot mooi groen grasveld. Veel konijnen leven verscholen in donkere holen onder de grond. Maar niet dit wollige konijn dat door grote vensters van kippengaas alle licht van de wereld kreeg. Nu en dan kwamen drie schattige meisjes naar het konijn kijken. Het leken wel prinsesjes vond het konijn. Vandaar dat het dacht dat het woonde naast het kasteel van een koning. Soms had het kleinste prinsesje zelfs een roze prinsessen-jurk aan met in haar blond haar een prinsessen kroontje. Ze stiftte zelfs haar lippen. Op een zekere dag maakten de prinsesjes ruzie over wie het konijn mocht vasthouden. Toen zag het konijn voor het eerst de koning. Hij sprak de prinsesjes vermanend toe. Tussen die mooie prinsesjes voelde het konijn zich als een echte prins. Hij hoefde niet eens op zoek te gaan naar eten, zoals konijnen in de konijnen-wereld wel moeten doen, want elke dag kwam vers eten en drinken. Het hok werd schoongehouden en elke week kwam er vers stro. Maar bovenal, het konijn mocht nu en dan knus liggen in de armen van de prinsessen waarmee het regelmatig meeging op stap. Het werd geliefkoosd, gestreeld en vertroeteld. Geen enkel ander konijn kon hiertegen op. Welk konijn zou niet tekenen voor een konijnen-bestaan in de grote mensenwereld en daarvoor graag zijn vrijheid opgeven? Op een dag huilden de prinsesjes voor het hok. Het konijn was ziek, at niet meer en kreeg van die blaasjes. In de konijnen-wereld zou het arme beestje verstoten zijn, aan haar noodlot overgelaten. Maar niet bij de koning en de koningin. De koning bracht het konijn naar zijn lijfarts, die zeer bedenkelijk keek. De prinsesjes werden met de dag verdrietiger. De middeltjes van de lijfarts hielpen niet echt. De koningskinderen moesten lijdzaam toezien hoe het konijn steeds zieker werd en nog meer van die blaasjes kreeg. Ze hadden verdriet en huilden in hun witte prinsessenbedjes. Tot overmaat van ramp wilden de koning en zijn gemalin met de prinsessen een verre reis maken, helemaal naar hun zomerpaleis aan zee. Zou het zieke beestje dan toch alleen moeten achterblijven en pijn lijden zoals het in de echte konijnen-wereld zou gebeuren? Heel veel pijn? En dan eenzaam doodgaan terwijl niemand meer in het kasteel is? Tot heel laat in de nacht bleven de lichten van het kasteel brandden. Er werd druk overlegd. De koning en de koningin troostten hun prinsessen. Het konijn verdiende in de mensenwereld een beter lot dan in de konijnen-wereld. En zo geschiedde. In zijn eeuwige slaap droomt het konijn nu over drie lieve prinsesjes die regelmatig bij hem op bezoek kwamen en hem de harde konijnen-wereld deden vergeten. De verdrietige prinsessen konden gerust op reis naar het zomerkasteel van de koning en koningin in een ver land aan zee.