Hier en nu

 

Een westerstorm wekt me al vroeg uit mijn slaap. Tijd om te dagdromen terwijl de bomen bijna van hun sokken geblazen worden. Tijd om te mijmeren over een stukje in Trouw, terwijl de bladeren zich vastklampen aan hun takken.

Lui liggend in bed probeer ik de bewegingen van een individueel blaadje aan een slingerende tak te volgen. Het wil maar niet lukken. 'Nu heb ik je' denk ik triomfantelijk. Maar het woord is nog niet koud uit mijn mond of het blaadje is alweer elders. Zelfs terwijl ik de u van het woordje nu uitspreek is de n al verleden tijd. Het hier en het nu van het blaadje is onbereikbaar. Een punt in tijd en ruimte. Een punt dat je steeds ontglipt en je niet te pakken krijgt.

Treft het nu alle blaam voor deze ongrijpbaarheid of blaast het hier ook haar partij? Ik ben nu hier, op dat tijdstip en op die coördinaat van de planeet. Maar daar heb je het weer. Ik heb het woord nu nauwelijks uitgesproken of de planeet heeft zich alweer duizenden kilometers verplaatst. Hoezo hier....? Ik kijk omhoog naar de zwiepende boom. De afstand tussen mij en de boom lijkt vast. Het hier ligt voor het grijpen terwijl we allebei met een enorme snelheid door de ruimte zoeven. Mijn hier ligt vast op het aardoppervlak terwijl het tolt in de lege ruimte om de zon, die zelf weer koerst in een baan door de Melkweg. Een tollend hier en een ontglippend nu. Wie had dat gedacht? Wat nu? Adieu hier? Zelfs de beste telescoop helpt ons niet. Acht minuten doet het hier van de zon erover om ons te bereiken! We meten onze positie dus met acht minuten vertraging. Spreken over het hier in het oneindige heelal is dus al even hachelijk als het spreken over het nu in de oneindige tijd. Tenminste, als we verder kijken dan onze planeet lang is.