De vuilnisbelt is mijn lot

 

Ik verdwijn anoniem in de buik van een vuilnisbelt

Een minuscuul klein stofje, ben ik. Niet meer dan dat. Onzichtbaar, totdat ik met vele onzichtbare stofjes om me heen schitter in de stralen van de ochtendzon. Zoals elk bestaan wil ik groter groeien. Ik wil gezien worden, opvallen, weg uit de anonimiteit. Zelfs de eeuwigheid streef ik na. Ik rol me op tot een klein plukje. Urenlang dwarrel ik in de lucht totdat ik mijn rust zoek in een hoekje of in de warmte onder een radiator. Zwevend op de thermiek, omhoog en omlaag, in grote kringen, geniet ik van mijn vrijheid. Maar alles eist zijn tol. Met de dag word ik vadsiger totdat ik te zwaar geworden niet meer van de grond kom. Tochten sturen me alle kanten op in de rondte. Ik ben een speelbal van aardse krachten. Van een minuscuul klein pluisje ben ik een vormeloze stofmassa geworden. De jacht op mij is geopend. Ik verberg me onder een bed. Ik mis de zon, het vliegen. Ben al even afzichtelijk als de stofnesten om me heen. Een gepiep en gekraak. Het bed beweegt. Het onduidelijk gerommel gaat over in het ritmisch gehijg van een puffende stoomlocomotief. Was ik maar een pluisje gebleven. De jacht gaat door. Een hevige wind perst me in een donkere zak. Ik zal nimmer schitteren in de zon en verdwijn anoniem in de buik van een vuilnisbelt.